Doel van het Groene Woestijn Initiatief

Doel van het Groene Woestijn Initiatief is om de bestaansmogelijkheden voor de bevolking duurzaam vergroten. Dit krijgt vorm in programma’s voor grootschalig natuurherstel, natuurbeheer, landbouwverbetering, bestaanszekerheid voor de bevolking en een duurzame oplossing voor houtproductie.

De velden in de vlakte worden bedreigd door afstromend zand van de duinen: erosie tijdens de heftige buien in de regentijd. Dat was aanleiding tot het ontwikkelen van een programma waarbij samen met de bevolking op de duinen wordt gewerkt naar een gesloten vegetatiedek van bomen en struiken: het Groene Woestijn Initiatief. Het begon met projecten van aanplant van struiken op het duin, afdammen van beginnende erosiegeulen, creëren van boomkwekerijen, aanleg van boszones, houtbesparende fornuizen en afspraken over beperking van houtkap.

Inmiddels is daar een reeks projecten bijgekomen, die voedselzekerheid op het oog hebben: de aanleg van markttuinen, fruitboomgaardjes, en schooltuinen, en trainingen over verbeterde landbouwmethoden.

Uitgangspunt is dat de werkwijze in de projecten aansluit bij de leefwijze van de lokale gemeenschappen – zij genereren de projecten, voeren ze uit en beheren ze; PPD ondersteunt waar dat nodig is en mogelijk.

Het leven op het platteland in Mali met zeer arme gronden en minimale regenval is niet gemakkelijk. Pays Dogon heeft bovendien vrijwel geen infrastructuur, een groeiende bevolking en vrijwel uitsluitend lokale economische activiteit. De jongeren trekken weg, omdat er nauwelijks werk is behalve in de landbouw. De weerbaarheid van de bevolking is groot, maar wordt op de proef gesteld door de klimaatverandering, die tot uiting komt in een korter plantseizoen (kortere regentijd), heftigere regenbuien (erosie) en een langere droogte.

Het werkgebied voor het Groene Woestijn Initiatief ligt vooral in de gemeente Sangha.

Het landschap bestaat uit verschillende lagen. Het plateau van Bandiagara rijst op van de Binnen-Nigerdelta in het westen tot de laaggelegen vlakte van Koro in het oosten. De overgang wordt gevormd door de 200 kilometer lange en 100 tot 200 meter hoge steile klif, de Falaise de Bandiagara. Op de vlakte liggen duinen. Het plateau is vlak en rotsachtig, landbouw is hier nauwelijks mogelijk – al was het maar omdat de weinige grond niet genoeg water kan vasthouden. De vlakte heeft een bodem van leem en klei, bedekt met een natuurlijke vegetatie van verspreide bomen en struiken. De bodem van de vlakte is geschikt voor landbouw, maar de diepte van het grondwater onder de oppervlakte beperkt het gebruik ervan. Op de vlakte liggen langgerekte zandduinen evenwijdig aan elkaar, en bijna evenwijdig aan de klif. Het duin dat het dichtst bij de klif ligt is het hoogst: enkele tientallen meters hoog en een paar honderd meter breed, waardoor een smalle zone overblijft waarin de oudste akkers van de Dogon liggen. De klif, een geologische breuk, is een bijna verticale rotswand. De basis van de klif is bedekt met rotspuin en vormt een steile helling. De Dogon wonen op het plateau, op de puinhelling van de klif en in de vlakte; de Peul wonen in de vlakte.